Frida Kahlo

“Ik heb nooit dromen geschilderd. Wat ik uitbeeld is mijn werkelijkheid.”


Magdalena, Carmen, Frida Kahlo y Calderón.

Zelfportret met aapje, 1945

Foto, door haar vader, 1932

Zelfportret

Leve het Leven


Frida Kahlo's - boeken


FRIDA'S PIJN - Slavanka Drakulic


Frida Kahlo, de Mexicaanse schilderes die 32 operaties onderging - in haar jeugd doorboorde en stalen stang haar buik, werd haar been verbrijzeld en haar wervelkolom op diverse plekken gebroken bij een busongeluk - leidde ondanks de voortdurende pijn een intens en rijk leven. Ze onderhield contacten met enkele van de meest toonaangevende mensen uit haar tijd - ze was getrouwd met avant-garde kunstenaar Diego Riviera en had een affaire met de ~Russische revolutionair Leon Trotski - en schilderde werken die haar tot icoon van de twintigste eeuw maakten. Met uiterste fijngevoeligheid dringt Slavena Drakulic diep door in Frida's wereld van pijn en liefde.

" Ik schilder mijn leven, niets meer en niets minder. Ik schilder mijn pijn. "


Meisje met dodenmasker, 1938, (blz.: 10 - 11)

Op een klein schilderij, een van de kleinste die ze heeft geschilderd,

Meisje met doodsmasker (1938), is de horizon leeg afgezien van de koude, besneeuwde bergtoppen. Een eenzaam meisje staat op de harde, donkere grond en draagt en grijnzend dodenmasker. Eigenlijk is het niet helemaal duidelijk of het alleen een masker is of misschien toch haar eigen schedel. Naast haar voeten ligt een tweede masker, nog afschrikwekkender, dierlijk: een beest met wanstaltige tanden, zijn tong uit zijn bek, een bek die nog rood is van al het bleod dat vloeide toen het haar been te grazen nam.

Het meisje had dát masker kunnen opzetten, maar heeft het toch niet gedaan. Niet dat het verschil zou hebben gemaakt, want beide maskers vertegenwoordigen de dood.

Al sinds haar kindertijd is de dood om haar heen, bij haar. Een schaduw die haar nooit zal verlaten. De spookachtige witte schedel met grijstinten (grijs is hier de kleur van de angst) was voortdurend in haar leven aanwezig, werd een onlosmakelijk deel van haar.

Het meisje staat alleen onder de onstuimige lucht en de wolken die dreigend boven haar rondwervelen. Ze is nog een kind, heeft nog niet het gezicht dat haar later zal worden gegeven. Als ze ouder wordt, zal ze Frida's gelaatstrekken krijgen.

Keer op keer zal Frida haar eigen gezicht over een witte schedel schilderen, als bewijs dat ze nog steeds leeft.


De droom, The bed, 1940, (blz.: 25)

Ze had tijd en kracht nodig gehad om het te schilderen. De eerste nachten in het ziekenhuis was ze bang geweest dat de dood haar in haar slaap zou komen halen. Hoe palm je de dood in? Hoe ban je de angst uit? Toen ze het skelet had geschilderd viel er een last van haar af. Net als de skeletten van papier-maché die in Mexico voor de Dag van de Doden op de markt worden verkocht, veranderde ook deze door haar geschilderde dood in een braaf huisdier. Ze had de dood als een pop neergevlijd en zelfs nog twee kussens onder zijn schedel gelegd, zodat hij nog lekkerder zou liggen. In zijn armen legde ze een boeket bloemen.

Zo gaf ze vorm aan haar angst, maar de door liet zich niet paaien. Verontrustend in het schilderij is niet het skeet, maar de plant die over de slapende Frida voortwoekert, haar wortels uitzet, een web vormt, wacht.


Eerste zelfportret, 1926, (blz.: 33)

<-- Dit eerste zelfportret toont Frida met een zachte gelaatsuitdrukking, een melancholische blik, iets van een verdrietige glimlach. Haar lichaam is bedekt en uitdagend, maar haar gezicht staat ernstig, haar blik is rustig en verdrietig. het schilderij suggereert mildheid, tederheid, vergeestelijking. En eenzaamheid, zoals blijkt uit het zwart dat haar omgeeft en dat haar isoleert van haar omgeving. Ze is nog steeds een teder, kwetsbaar jong meisje met een opvallende vrouwelijkheid, een meisje dat Alex smeekt om haar te beschermen. Op haar latere zelfportretten is deze tederheid verdwenen, alsof ze een harnas draagt. Of een masker.

 

"“Ik schilder zelfportretten omdat ik zo vaak alleen ben. Ik schilder mezelf omdat ik de persoon ben die ik het beste ken.” Dit citaat van Frida Kahlo legt uit waarom haar werk zoveel zelfportretten bevat. Het zelfportret in een fluwelen jurk is echter iets speciaals, aangezien het het eerste was in deze uitgebreide serie. Het toont Frida als een Botticelli Venus. Ze schilderde de foto als cadeau voor Alejandro Gómez Arias. De twee waren net gescheiden en dankzij het kunstwerk kon ze zijn liefde herwinnen. Op de achterkant van het schilderij schreef ze: “Vandaag is nog steeds”.

 

 

 

<-- Rond die tijd schilderde ze ook een portret van haar zus Adriana. Haar zus draagt een jurk met zo'n laag decolleté dat het nog net niet over de gladde, witte huid afzakt en haar weelderige lichaam blootlegt. Alsof ze dat portret opzettelijk als duidelijk contrast met zichzelf heeft geschilderd. Adriana vertoont geen greintje ingetogenheid en vergeestelijking, ze is de vleesgeworden zinnelijkheid. In de bewolkte hemel achter haar is er wel licht: een koepel met een verlicht raam. Voor haar is er hoop, terwijl achter Frida alleen een donkere, besloten ruimte zichtbaar is.


Portret van Frida en De Maestro (1931)(blz.: 49)

 

 

<-- Twee jaar na hun bruiloft schilderde Frida een portret van hen tweeën. Gekleed in een wijde donkergroene rok, met een rode  omslagdoek om haar schouders, staat ze naast de Maestro en houdt zijn hand vast. Haar hoofd houdt ze koket opzij alsof ze het elk moment op zijn schouder kan laten rusten. De Maestro houdt een schilderspalet en kwasten in zijn rechterhand. Hij is schilder. Haar handen zijn leeg. Zij is slechts de vrouw van de schilder, ze ziet eruit als een simpel Mexicaans boerinnetje. Dit schilderij heeft niets van de verleidingskunst van haar eerste zelfportret, niets van de ernst van de latere zelfportretten. Ze heeft zichzelf geschilderd, maar alsof het iemand anders betreft, niet zijzelf. Ze is timide en onderdanig, een grijze muis. Geen spoor van het avontuurlijke meisje, de schilderes op wie de Maestro verliefd werd, geen spoor van de fascinerende vrouw die ze later zal worden. Hij vormt het middelpunt van het schilderij, zij is puur een accessoire, een weerkaatsing, een schaduw.


Daar hangt mijn jurk(blz.: 55)

Ze kwam met het schilderij Daar hangt mijn jurk terug uit Amerika. Die winter was er in New York een flink pak sneeuw gevallen en bij het sombere licht dat door de smalle, hoge ramen de woning binnensijpelde, schilderde Frida dit werk: ze gaf de jurk die tussen een wc-pot en een urn aan een touw is opgehangen een gifgroene kleur, op de achtergrond de grijze tinten van de zee en de stad in de verte. De Mexicaanse jurk hangt er treurig bij te midden van de vuilnis en de schoorstenen, de wolkenkrabbers, het beursgebouw, de kerktoren en het dollarteken - de nieuwe god tot wie de Amerikanen bidden - en het vrijheidsbeeld in de verte. Een jurk zonder lichaam, alleen, op de een of andere manier verloren in die vreemde omgeving. Ernaast, op de achtergrond, een groot paneel met de afbeelding van een filmster, een vrouw of wat Hollywood van de vrouw heeft gemaakt. Op dit schilderij is geen levend wezen te bekennen, er is niets wat leeft. Dat is niet vreemd, Vreemd is dat Frida er niet is. Voor wie haar kent is dit schilderij door haar afwezigheid, door het afzien van zichzelf, een vreemd schilderij. In plaats van zichzelf te schilderen, zoals ze gewoonlijk doet om zichzelf ervan te vergewissen dat ze bestaat, is ze er nu gewoon niet.


Henry Ford Hospital, 1932, (blz.: 56)


Frida met pop, 1932, (blz.: 57)

<-- Ze schilderde zichzelf met een pop , een klaaglied voor het kind dat ze nooit zou krijgen. Op het schilderij houdt ze de pop niet in haar armen, ze speelt er niet mee, raakt haar niet aan, kijkt er zelfs niet naar. De pop is geen vervanging voor het kind, alleen een aandenken, een dood voorwerp.

 

Frida zit in de akelig lege kamer, op het bedje, naast de naakte pop. Ze zit, kijkt, rookt. Wat kan ze verder nog doen? Ze is net zo eenzaam als voorheen. Ze verwacht niets meer. Verdriet, leegte.


A Few Small Nips - Unos cuantos piquetitos,1935, (blz.: 80-81)

<-- Op het schilderij "Unos cuantos piquetitos" ligt een naakte neergestoken vrouw, er is zoveel bloed om haar heen dat het zelfs over de lijst stroomt. Ze heeft het penseel in de rode verf gedoopt, lichter en matter van kleur dan bloed, en er vervolgens de vloer mee besteken, het overhemd van de moordenaar die naast de dode vrouw staat terwijl haar bloed nog steeds van het mes druipt. De moordenaar, een wrede macho met een cynisch lachje rond zijn lippen en één hand in zijn zak, zegt: Wat? het zijn maar een paar prikjes. Het been van de vrouw met de afgezakte kous en de elegante zwarte schoen komt potsierlijk over, net als de overdreven hoeveelheid bloed. Misschien ligt het daardoor voor de hand dat het hele tafereel op de lachspieren werkt.

Rivera gaf haar de schuld van hun mislukte reis en begon een affaire met Kahlo's jongere zus, waardoor zijn vrouw emotioneel verwoest werd. Datzelfde jaar zou ze slechts 2 schilderijen maken, waaronder 'A Few Small Nips' - het beeld van haar liefdesverdriet dat op het doek werd blootgelegd.


Zelfportret met afgeknipt haar, 1940, (blz.: 87)

 

 

 

<-- Frida Kahlo schilderde dit zelfportret uit 1940 kort na de pijnlijke scheiding van Diego Rivera, haar wisselvallige echtgenoot.

Het sombere tafereel brengt leed over door toon, actie en woord.

De kunstenaar zit troosteloos tussen de afgehakte zwarte lokken waar haar man zo van hield. Ze hangen aan de stoel en bezaaien de vloer tot aan de horizon van een onbepaald landschap dat zich om haar heen uitstrekt.

Hier, in schril contrast met de openlijke vrouwelijkheid van eerdere schilderijen, wordt ze afgebeeld in een oversized pak (misschien dat van Rivera) met het korte haar dat haar transformatie naar een harder, meer onafhankelijk zelf aangeeft, waar de enige concessies aan vrouwelijkheid oorbellen en de ingetogen hakken zijn.

De donkere eentonigheid van het pak en de dun van het landschap dragen bij aan een gevoel van melancholie dat het uitzicht doordringt

 


De liefdesomarming van het universum, 1940, (blz.: 98-99) 

 

<-- Op het schilderij De liefdesomarming van het universum vormt de Maestro het centrum van haar wereld. Ze heeft hun relatie uitgebeeld: hij is een kind, een grote, tevreden baby die zich in haar armen heeft genesteld; zij is de moeder die hem wiegt, voor hem zorgt, hem beschermt. De Maestro ligt er naakt en weerloos bij, machteloos. Het is grotesk, misschien zelfs pervers dat de Maestro, een volwassen man, de plaats van een kind inneemt. Zij houdt haar man-kind in haar armen en het kind geeft zich over aan het comfort en de veiligheid van die omarming. Frida verlangt niets meer van hem, alleen dat hij bij haar is, dat hij uitrust in haar armen. Zo weet ze zeker dat hij haar nooit zal verlaten - haar kleien jochie, haar kleine kikker, zoals ze hem noemde. Terwijl ze dat jongetje wiegt, voelt ze zich compleet bevredigd, zoals ze zich, denkt ze, zou voelen wanneer ze zelf een kind had gekregen.


De gebroken zuil, The broken Column, 1944 (blz: 113-114)

Opvallend is dat uit de wonden van de ingeslagen spijkers amper een druppel bloed vloeit, alsof het lichaam al een tijd dood is.

Ze herinnerde zich hoe erg ze eraan toe was toen ze De gebroken zuil schilderde. Niet alleen vanwege haar ziekte, een ziekte bestaat namelijk niet enkel uit pijn, een ziekte is ook alles wat die pijn omringt, wat het resultaat is van pijn. Als spijkers die in haar naakte lichaam waren gedreven. Ze kon bijna elk van die zesenvijftig spijkers benoemen: melancholie, eenzaamheid, vermoeidheid, aftakeling, berusting, ongeluk, ellende, hopeloosheid, angst, verlangen... Ze kon het allemaal niet verdragen, ze was wanhopig.

Ze voelde hoe ze uit elkaar viel. Ze schilderde de stenen zuil op de plaats waar haar wervelkolom zou moeten zitten. Maar zelfs de steen vertoonde barsten. DE gebroken zuil die in elkaar stortte was Frida's loodlijn, haar geest die zich staande hield, maar nu bezweek onder de grote last. Ik kan niet meer, zie Frida op dit schilderij. Tien jaar voor haar dood begon het proces van haar verval, het was nog een innerlijk proces, niet zichtbaar aan de buitenkant, enkel op de schilderijen. Het lichaam is nog heel, ook al ligt het open als op een operatietafel. Voor het eerst schildert ze een gapend, gespleten, bijna in tweeën gedeeld lichaam dat doet denken aan twee halve varkens. De wond is over de hele lengte diep en bloederig. Het is geen wond of scheur meer, het is al een barst. Een lichaam dat als de droge, gebarsten aarde op de achtergrond dorst naar de regen. Een dorstig lichaam, dat kunstmatig door een apparaat bij elkaar wordt gehouden. Het hielp niet, zoals ook alle operaties, medicijnen en injecties de volledige instorting niet konden voorkomen. De zuil valt niet te restaureren, de wond zal niet helen. Frida huilt omdat er niets meer aan te doen is, omdat dit schilderij haar lot weergeeft.


Zelfportret voor Leon Trotsky, 1937 (blz: 115-116)

Aan het eind van Leon Trotski's eerste jaar in Mexico had Frida hem voor zijn achtenvijftigste verjaardag een zelfportret gegeven. Tederder dan haar andere zelfportretten. Gewikkeld in een pastelkleurige shawl, een roze rok met groenige rand, staat ze tussen twee lichtkleurige gordijnen, alsof ze op het toneel staat. Ze is met zorg opgemaakt, het haar zit keurig netjes, donkerrode lippen en roze wangen: je zou bijna zeggen dat ze een affiche had geschilderd voor een voorstelling met haar in de hoofdrol. Haar handen houden een klein bont boeketje vast, alsof ze dat net van een enthousiaste toeschouwer uit het publiek heeft gekregen. Op dit schilderij geen dramatische details, geen wonden, geen bloed, geen dieren. Het is een viendelijk en deemoedig portret waarop ze opnieuw de rol van verleidster aanneemt, net als op het eerste zelfportret dat ze voor Alex schilderde. Dit schilderij dient als aandenken.

 



De twee Frida's, 1939.

 

 

 

<-- De twee Frida’s, een van haar meest representatieve werken, is een van de grootste schilderijen van Frida Kahlo en is er een waarin ze haar lijden bijzonder duidelijk uitdrukt. Ze schilderde het kort na haar scheiding van Diego Rivera. Aan de rechterkant zien we de Frida op wie Diego ooit verliefd werd en links zien we kunstenares Frida met een gebroken hart, die scheidde van Diego. Frida probeerde deze dualiteit echter te redden door de blootgestelde harten van de twee Frida’s met elkaar te verbinden. Dit kan worden geïnterpreteerd als een poging om de twee versies van zichzelf met elkaar te verzoenen.


Zelfportret met een doornkraag, 1940

 

 

 

 

In dit zelfportret presenteert Frida zichzelf in traditionele Mexicaanse kleding en met een christelijke doornenkroon als kraag. Deze kraag symboliseert de pijn die ze voelde door de scheiding van Diego Rivera. Aan de halsband hangt een dode kolibrie (een gelukssymbool) en op haar linkerschouder zit een zwarte kat (een symbool van ongeluk) die de kolibrie probeert te vangen. Op haar rechterschouder zit een aap (symbool van de duivel), die Diego vertegenwoordigt en dezelfde onverschillige houding vertoont die Frida zag van haar ex-man. Ondanks alles besluit Frida zichzelf in dit schilderij te schilderen om haar aanwezigheid op te eisen.


Zelfportret met los haar, 1947

Dit zelfportret is een ander voorbeeld van Frida Kahlo’s aanspraak op identiteit. Ze schilderde zichzelf op 37-jarige leeftijd in haar geboortehuis in Coyoacán en voor een keer niet met haar vastgebonden. Diego hield zo veel van haar losse, zwarte haar dat ze het in dit werk overdreef. Hoewel ze op dat moment een slechte gezondheid had, heeft ze een ontspannen uitdrukking op haar gezicht.


Zelfportret op de grens tussen Mexico en de VS, 1932

In het werk Zelfportret op de grens tussen Mexico en de VS presenteert Frida zich tussen twee tegengestelde werelden. Enerzijds haar thuisland Mexico met een warm landschap en typisch Mexicaanse symboliek en anderzijds de VS, een land waar ze al drie jaar woonde toen ze dit schilderij schilderde. Een wereld gedomineerd door de natuur staat in contrast met een wereld gedomineerd door technologie. Ze zijn alleen aangesloten via een elektriciteitsgenerator aan de Amerikaanse kant, die zijn energie haalt uit de Mexicaanse bodem. Frida staat op een voetstuk tussen de twee werelden met een Mexicaanse vlag in haar hand, waarmee ze laat zien dat ze trouw blijft aan haar roots.


Het gewonde hert, 1946

Frida Kahlo toont een hert met Frida’s gezicht gewond door verschillende pijlen. Hiermee drukte ze haar hevige rugpijn uit, die door geen enkele operatie kon worden verlicht. Zelfs de langverwachte procedure in New York, die ze onderging in hetzelfde jaar waarin ze deze afbeelding schilderde, kon haar niet redden. Als gevolg hiervan raakte ze in een depressie die haar ertoe bracht schokkende werken zoals deze te maken.



Personages uit het boek: Frida's Pijn

Persoon: Relatie:
Frida Kahlo 1907 - 1954 / 47 jaar.
Slavenka Drakulic Schrijver boek: "Frida's pijn"
Guillermo (Carl, Wilhelm) Kahlo - (don Guillermo) Vader van Frida
Mathilda Calderón - (doña Matilde) Moeder van Frida
Cristina Zuster van Frida
Adriana Zuster van Frida
Mathilda Zuster van Frida
Alex (Alejandro Gómes) Vriendje
de Maestro Echtgenoot van Frida. Mexico's bekendste schilder
Leon Trotsky